Het meest nog komt haar strijd naar voren in de relatie met Stella, haar dochtertje van een jaar of tien. Ook Stella ziet wat ze wilt zien als ze naar Sarah kijkt, en dat is 'moeder' en geen 'astronaut'. Deze blik is behoorlijk tiranniek.
Proxima is een astronautenfilm met een vrouw in de hoofdrol, iets wat niet vaak voorkomt. In soortgelijke films zie je de mannelijke held, soms een vader die allerlei spectaculaire avonturen beleeft terwijl de relatie met zijn kind slechts op de achtergrond speelt.
Daarom vond ik de figuur van Sarah zo boeiend, maar al kijkende realiseer ik mij dat ik zou willen dat er juist een film komt waarin een vader op dezelfde wijze als Sarah omgaat met het dilemma van haar rol als astronaut én ouder. Die is er vooralsnog niet. En ik vraag me af of het dan mogelijk is — als man en vader — naar Sarah te kijken en te voelen wat zij voelt.
Voorop: het is vanzelfsprekend goed dat er nu eens geen stoere man de focus van de vertelling is in dit specifieke genre, maar een gevoelvolle vrouw die worstelt met de vraag hoe ze succesvol kan zijn in haar carrière terwijl ze ook goed voor Stella zorgt. Die vraag is slopend: wil ze dat eerste, moet ze mee op de missie naar Mars, wil ze het tweede moet ze thuis blijven. Geen van beide is voor Sarah een optie. Toch moet ze kiezen.
Tijdens haar training in het Russische Star City is het kind ieder moment in haar gedachten; hier draait het hele verhaal om. Dit is prachtig om te zien, en toch knaagt er iets: Sarah is een vrouw. En ik ben een man. Het is alsof de film zegt: wat Sarah meemaakt — haar twijfel, haar verdriet om het komende gemis, haar hunkering naar nabij Stella zijn — is iets specifiek voor vrouwen, niet voor mannen; zie immers de stoere Mike, ook vader, maar die kampt helemaal niet met gevoelens zoals die van Sarah.
Zo kijkt de film naar mij, zo definieert Proxima mijn identiteit. Hiermee komt ook het dilemma naar voren waarmee identiteitspolitiek kampt. En blijkt hoe verstikkend dat kan werken.