Wetenschappers ontwikkelen een plant met een geur die mensen het grote geluk schenkt. Dat gebeurt in de nieuwe film Little Joe. Maar de keerzijde legt een duistere paradox bloot: ultieme blijheid leidt tot ellende in een mensenleven.


Adem je stuifmeel van kleine Joe in, word je gelukkig. Zo simpel is het. Het maakt niet uit hoe depressief of je suïcidaal je bent, dit plantje — dat zelfs een naam heeft — is hét antwoord voor angst, wanhoop en wat al niet meer waar een mens allemaal ongelukkig van kan worden.

Halverwege de film kwam bij mij op: gelukkig worden van het inademen van plantaardig materiaal, dat lukt ons toch al? Maar dan blijkt het verschil met het roken van hasj of wiet: het geluk dat zich in dit filmverhaal op zo'n magische wijze manifesteert, is permanent. En hier wringt het. De vraag rijst: kunnen we zo'n niet-aflatende hemelse staat van zijn wel aan, of hebben we het ergens tóch nodig ons ellendig te voelen?

Gewiekst speelt de Oostenrijkse filmmaker Jessica Hausner met onze verwachtingen in haar verhaalexpositie: hoofdpersoon Alice Woodard (Emily Beecham) is de schattigheid zelve waar ze werkt als plantenkweker in een laboratorium ergens in Engeland. Ze ziet eruit als een Mary Poppins met haar kortgeknipte haar en truttige jaren-vijftigjurkjes. Haar collega Bella (Kerry Fox) is interessanter, maar ook, zo blijkt, heel erg verdrietig. Bella staat voor ons allemaal, zo lijkt het, wat de directe aanleiding is voor het ontwikkelen van het plantje dat de koosnaam 'Little Joe' krijgt.

Vervolgens gaan we met Alice mee. Ze heeft een zoon, Joe, een jongen van een jaar of tien die eenzaam is, zeg gerust: diep ongelukkig. Met zijn vader, gescheiden van Alice en woonachtig ergens op het platteland, wil hij niets te maken hebben. Zijn moeder biedt hem ook weinig. Verslaafd aan haar werk. Nauwelijks ertoe in staat een eitje te bakken. Geen enkele emotionele band met haar zoon.

De fysieke wereld weerspiegelt Alice's steriele karakter. In het laboratorium van glas en staal staat helder, wit licht tegenover het knalrood van de rijen en rijen magische plantjes. Die hebben iets onnatuurlijks, iets gevaarlijks, wat versterkt wordt door een constant, nét hoorbaar zoemgeluid, bijna alsof de kleine Joe's levend zijn.

Al gauw blijkt het inademen van het stuifmeel inderdaad een merkwaardig effect te hebben. Neem de melancholieke Bella. Ineens kan ze haar geluk niet op. Ook bij andere collega's is dit het geval, bijvoorbeeld Chris (Ben Wishaw) die een oogje op Alice heeft. Maar als Alice even ingaat op zijn avances, blijkt dat hij niet alleen superblij is, ook is hij zichzelf niet meer. Letterlijk: de geluksplantjes blijken body snatchers.

Hoe kan dat, hoe kun je jezelf kwijtraken op het moment dat je het ultieme geluk vindt? Volgens mij hebben wij mensen reuring nodig om echt te kunnen leven. Gedoe. Conflict in onze geest. Het oplossen van problemen, het vinden van antwoorden op allerlei ingewikkelde vragen, werkt als een prikkel, een injectie van energie die ons de bevestiging geeft dat we leven.

Natuurlijk, als mentale stress te veel wordt — dat gebeurt met Bella in de film — snijdt dit argument geen hout. Dat geldt eveneens voor gevallen van zware depressie: mensen die hieraan lijden zullen, denk ik, al te graag het stuifmeel van kleine Joe opsnuiven.

Interessant is dat Alice, moeder, wetenschapper, vrouw-zonder-liefde, alles doet om te voorkomen dat ze het stuifmeel inademt. Of dat haar ook lukt, laat ik even in het midden.

Wat zou jij doen: inademen of niet?

Zelf denk ik: niet doen. Misschien bepaalt het zoeken naar geluk ons leven meer dan het vinden van dat geluk. We zijn maar mensen: diep ongelukkig, een brok stress, eindeloos op zoek naar de Onvergankelijke, Grote Romantische Liefde, nerveus over de staat van de wereld, verdrietig over alles.

Geluk blijft ons eeuwig ontwijken, maar wie eindeloos speurt naar dat geluk, wordt telkens herboren.

Alle ellende bepaalt onze identiteit, maar ook weer niet. Als het om optimisme en het eindeloos zoeken naar geluk gaat, moet ik vooral denken aan F. Scott Fitzgeralds beroemde personage Jay Gatsby (in The Great Gatsby, 1925).

Gatsby believed in the green light, the orgastic future that year by year recedes before us. It eluded us then, but that's no matter — tomorrow we will run faster, stretch out our arms farther.... And one fine morning—
So we beat on, boats against the current, borne back ceaselessly into the past.

Het slot van Fitzgeralds roman is niet depressief, maar romantisch, en heel fijn: geluk blijft ons eeuwig ontwijken, maar wie eindeloos speurt naar dat geluk, wordt telkens herboren (zie: borne, dat betekent 'dragen', maar het woord roept ook op: geboorte). Vernieuwing, dus. De kern van het leven zelf.

Little Joe is te zien vanaf 6 februari.