In de nieuwe Franse film Mademoiselle de Joncquières, naar een verhaal van de Verlichtingsschrijver- en filosoof Denis Diderot, is een man zo verliefd op zichzelf dat hij de wraak van een vrouw, die hij afwijst, niet ziet aankomen. Dat loopt slecht af voor hem.
'Als niemand de mannen corrigeert, hoe wordt de samenleving dan ooit beter?' Dat is de vraag die Madame de la Pommeraye stelt. Maar ze verlangt vooral géén antwoord, waarmee de apocalyptische consequenties van haar woorden, uitgesproken met een glimlach die speelt om haar onweerstaanbaar mooie mondhoeken, compleet zijn.
We zijn in Frankrijk ten tijde van Lodewijk XV, halverwege de achttiende eeuw. De madame heeft de mannen afgezworen — geen liefde meer voor haar. In haar kasteel woont ze alleen. Ze is gelukkig. Vaak zijn er feestjes. Met de Markies die dikwijls op bezoek komt, kan ze fijne gesprekken voeren, ja, over de liefde. En dan — daar heb je hem al, die glimlach — legt ze uit dat haar hart voor haar is en voor haar alleen.
De Markies des Arcis is een man. Baard. Stoere, stijlvolle kleding. Rijk. Graag geziene gast op feestjes in Parijs. Een dandy die het veroveren van vrouwen meer als een vorm van goede manieren ziet dan als een uiting van liefde of begeerte. Een vrouw versieren is nu eenmaal iets wat je doet, als man, in die societykringen. Aanvankelijk respecteert de Markies de vriendschap van Madame de la Pommeraye. De lange gesprekken die hij met haar voert, die vanzelfsprekend over hém gaan, vindt hij plezierig. Maar ja, dan gaat het toch kriebelen en voor we het weten is het van: 'Oh Madame, ik heb in jou de eeuwige liefde gevonden.'
Dán laat Madame de la Pommeraye haar echte gezicht zien: ze bloost. De liefdesverklaring van de Markies des Arcis gelooft ze. Al die tijd was zij zo verliefd geweest op hem. Nu hij eerlijk is tegenover haar, laat ze haar verdediging vallen en geeft ze zich aan hem. Een tijdje lang gaat het goed.