'Ik sprak een aalmoezenier die in een gevangenis in België werkt. Dat is een kerkelijke functie, een moreel consulent die geestelijke bijstand verleent. Wat hij doet, is alleen maar luisteren, en heel weinig zeggen. Voor de meeste gevangenen is hij een van de weinige mensen die ze nog zien. Ze zitten vast voor zware zaken, zoals verkrachting en moord. De samenleving geeft deze mensen eigenlijk geen tweede kans. Als iemand vrijkomt, en op sollicitatiegesprek gaat, wordt er even gegoogled en dan is het klaar. De wereld is inmiddels zo gemediatiseerd dat je niet opnieuw kunt beginnen. Je verleden volgt je overal. Er zijn gevangenen die liever in de gevangenis blijven, omdat het daarbuiten veel onveiliger is.'
De Wit sprak met de aalmoezenier over de vraag of deze mensen dan eigenlijk nog te redden zijn. 'Ik merk dan dat ik dingen denk als: als deze mensen niet meer te redden zijn, waarom zou je dan toch met die mensen spreken? Alsof er een hoger doel zou zijn dan er voor iemand te zijn. En wat is er dan te redden? Wanneer zou iemand gered zijn? Als iemand een productieve functie heeft in de economie? Dat hele denken, over het ideale zelf als een onafhankelijk wezen, zit sterk in mijn denkreflexen verankerd. Ik moet mezelf voortdurend tot de orde roepen.'
'Ik woon in de buurt van een verslaafdenopvang', zegt De Wit. 'Twee keer per week worden de mensen daar opgevangen en hebben ze dagbesteding. Het zijn verslaafden met psychiatrische problemen. Ik betrap mezelf vaak op de gedachte: 'What's the point?' Dan ga je koken met iemand… en dan? Je ziet hoe veel energie, geld en tijd er in mensen wordt gestopt, zonder dat ze beter worden. Zonder dat ik eigenlijk weet wat dat precies is, 'beter'.'
'Op zo'n moment word ik geconfronteerd met het feit dat ik ongemerkt zelf in de hogesnelheidstrein zit die op een tempo dendert waar ik zoveel kritiek op heb.'
De Wit vroeg de aalmoezenier hoe hij dat doet, niet oordelen en alleen maar luisteren. 'Hij begon over 'de ontlediging van Jezus.' Zelf zo min mogelijk ruimte innemen, zodat er zoveel mogelijk ruimte is voor de ander. Dat heeft niets te maken met veel empathie tonen. Als je de deur naar empathie openzet, wordt het ingewikkeld, want deze mensen hebben heftige dingen gedaan, en daarbij voel je ook empathie voor het slachtoffer. De aalmoezenier luistert. Deze gevangenen lopen rond met vragen als: 'Heb ik recht op leven?' Hij geeft daar geen antwoord op, alleen zijn aanwezigheid is al een soort antwoord.'
'Alleen met er zijn, en in dat zijn zo klein mogelijk zijn. Zo hebben de gevangenen potentie op identiteit, doordat ze een relatie hebben met een ander. Ik vroeg hem vervolgens of hij erin slaagt een leegte te worden, zo min mogelijk ruimte in te nemen en tegelijkertijd daadkracht tonen. Hij zei dat daadkracht voor hem veel meer te maken had met er zijn, dan met iets zeggen. En dat hij meer voor mensen betekent door er gewoon te zitten en niet weg te gaan. Dat hij veel meer betekent door te zwijgen, dan door iets te zeggen.'
'Alsof er zijn niet van betekenis zou zijn', zegt De Wit peinzend. 'Ook al wordt het niet beter.'
'In zijn gesprekken met de gevangenen zegt de aalmoezenier letterlijk niets. Ook niet 'mmh mmh', of 'ja, ga verder'. Want dan is hij te veel bezig met de ander zichzelf te tonen. 'Terwijl: ik ben er. En dat voelt hij heus wel.' Zoveel dingen die je doet gaan over jezelf, en de betekenis die jij zelf wil hebben.'
De Wit vroeg hem of hij soms in gesprekken terecht komt waarin 'religie de bron van alle kwaad' wordt genoemd. En hoe hij daar dan op reageert. 'Hij zegt dan dat het geen zin heeft om op angst te reageren. Hij wacht dan, soms jarenlang, totdat mensen bereid zijn om te luisteren. Tot die tijd zegt hij niets. Het is een grote daad, wachten tot iemand bereid is om te luisteren. 'Ik wijs niet terecht. Ik weet niet of ik gelijk heb. Maar ik stel de ander de vraag.' Misschien willen we te graag dat dingen veranderen, en luisteren we niet meer. Terwijl dat op dit moment misschien wel veel wezenlijker is en meer uitmaakt. Dat we verder komen door te luisteren.'
'De radicale onttrekking uit de samenleving is wat de gevangenis zo heftig maakt. Het is het doorsnijden van onze afhankelijkheidsrelaties en het bestaan in een vacuüm. Het is een totaal verlies aan identiteit. Identiteit is alle verbindingen die je hebt: je bent iemand met hobby's, bepaalde kleren en je hebt vrienden en familie, je staat in een netwerk van verbintenis. Je kunt je niet voorstellen hoe ingrijpend het is als je daaruit wordt gehaald en dus je identiteit verliest. Identiteit is relationeel.'
De opdracht van de aalmoezenier is volgens De Wit dat hij mens moet zijn voor die mensen. 'Dat betekent naast ze zitten, en naar ze luisteren. Het vertrouwen dat hem geschonken wordt is als heilige grond die hij beschermt. Het maken van verbinding is een opdracht voor hem. Een opdracht die niks te maken heeft met manifesten, maar alleen maar met aanwezigheid. Dat vond ik echt een openbaring.'