Zelfs toen de politie een deel van de kunstgalerie afzette met geel-zwartpolitielint was het bezoekers Art Basel in Miami nog niet duidelijk: de bloederige steekpartij die had plaatsgevonden was níet een artistieke performance. Het was een echte steekpartij, het slachtoffer was gewond aan hals en buik.
Dit incident op de Amerikaanse kunstbeurs in 2015 is een lugubere illustratie bij een principe waar veel hedendaagse kunstenaars in hun werk juist dankbaar gebruik van maken: alles wat je in een museum neerzet, alles wat daar gebeurt, kan – en zal, waarschijnlijk – als kunstwerk beschouwd worden.
In de kunstwereld gelden eigen regels: je raakt niets aan, praat niet te luid, en wanneer het museumgidsje stelt dat een binnenstebuiten gekeerde spijkerbroek op een sokkel iets zegt over de 'negatieve ruimte en de mogelijkheid daar toegang tot te hebben' dan probeer je die gedachte op z'n minst te volgen.
De steriele witte muren van een museum zijn een beschermende buffer naar de buitenwereld, die in dit geval bruut binnenkwam.
Als het niet zo bloederig was geweest, zou het incident in Miami bijna aandoenlijk zijn. Die naïeve, decadente jetsetters op hun ongetwijfeld met champagne doordrenkte parties: zij begrijpen niets van de echte wereld.
De film The Square, van regisseur Ruben Östlund (Turist) neemt precies die klasse van kosmopolitische kunstliefhebbers op de hak. Hoofdpersoon Christian is de belangrijkste conservator bij een groot museum voor hedendaagse kunst in Stockholm. Alles lijkt hem goed af te gaan, totdat hij keer op keer in de valkuil trapt iets voor kunstwerk aan te zien dat het niet is, of juist andersom.