'Voor het eerst geven we het leven voorrang boven de economie. We beseffen dat de economie in dienst staat van het leven, en niet andersom. Als de economie eronder lijdt dat we levens moeten redden, dan moet dat maar. Het is decennia lang andersom geweest', zegt Europarlementariër Philippe Lamberts in Zand in de Machine.
Het is een optimistische noot bij de wereldwijd verwoestende gevolgen van de coronacrisis: het idee dat het ons in staat heeft gesteld economische belangen ondergeschikt te maken aan de levens van mensen. Maar, zegt hoogleraar financiële geografie Ewald Engelen, zo eenvoudig ligt het niet. 'Wat we zien is dat we om levens te redden inderdaad veel economische activiteiten hebben stilgelegd. Maar tegelijk hebben we – en dat zijn met name overheden en centrale banken geweest – massaal in de buidel getast om ervoor te zorgen dat al die bedrijven die tijdelijk niet kunnen functioneren overleven, om later weer normaal te kunnen functioneren.'
Engelen benadrukt dat het verhaal twee kanten heeft. 'Het is dubbel: er is sprake van tijdelijk stilleggen, maar tegelijk een enorm voorschot nemen op de toekomst. Schuld is een voorschot nemen op straks. Dat doen we met publiek geld, teneinde ervoor te zorgen dat we straks weer door kunnen gaan. Op de oude voet, ben ik bang. Daar komt bij dat de schulden die we aangegaan zijn, natuurlijk wel afbetaald moeten worden. Mijn vrees is dat we weliswaar tijdelijk de economie op de tweede plaats hebben gesteld om ervoor te zorgen dat kwetsbare levens gespaard bleven, maar we straks in een situatie terechtkomen waarin economie opnieuw prioriteit zal hebben, en misschien nog wel meer dan daarvoor.'